-
1 battement
battement [baatmã]〈m.〉♦voorbeelden:battement des cils, des paupières • (het) knipperen van de ogenbattement du coeur • hartslagavoir des battements de coeur • hartkloppingen hebbenbattement de mains • handgeklapbattement de la pluie • (het) gekletter van de regenbattement du pouls • polsslagbattement de tambour • tromgeroffelbattement d'un volet • (het) klepperen van een luikm1) (het) slaan, beuken, bonzen, geklop2) periode, speling -
2 baver
baver [baavee]〈 werkwoord〉4 vlekken ⇒ uitvloeien, uitlopen♦voorbeelden:baver d' étonnement • vol verwondering zijnv1) kwijlen2) versteld staan, paf staan (van)3) kwaadspreken4) uitvloeien, een vlek maken
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский